Nooit meer naar Egypte

Gepubliceerd op 19 oktober 2020 om 16:58

Wij hadden nog geen kids toen we in 2011 op het vliegtuig wilden stappen voor een reis naar "nieuw gebied". Het plan was twee weken backpacken door Egypte. De eerste keer dat we naar een islamitisch land zouden reizen, de eerste keer in Afrika, even de winter verwisselen voor de zon. Toen we na enige moeite een vliegtuig richting het land van de farao’s hadden gepakt, brak de lente helaas niet alleen in ons hoofd door, maar ook in heel Arabisch Noord-Afrika. De Arabische Lente betekende opstanden en plunderingen in de stad en na een paar dagen zaten we geëvacueerd en wel weer thuis op de bank, toch blij weer in ons veilige, koude landje te zijn.

De Vallei der Koningen hadden we in die paar dagen Egypte gelukkig wel gezien, vanaf onze ezels. Prachtige tempels en graftombes waar farao’s met al hun pracht en praal begraven liggen. Wat een wetenschap, wijsheid en werkmentaliteit hadden die Egyptenaren. Of waren ze gewoon erg goede slavendrijvers? Egyptes enorme bouwwerken doen me denken aan een generatie die eeuwen geleden uit Egypte vluchtte, met de klei en het cement nog tussen hun tenen. God spreekt tot hen vanaf de top van een berg, en zet een visie uit voor “hoe mens te zijn” in Zijn nieuwe wereld. Maar helaas verpesten ze het. Totaal. Ze gehoorzamen Zijn geboden niet, in plaats daarvan vervallen ze in het oude, bekende, destructieve patroon van Adam en Eva — ze zondigen. En dus, in plaats van rechtstreeks van Egypte naar het beloofde land te gaan, dwalen ze rond. In de woestijn. Veertig jaar lang. Totdat ze allemaal dood zijn.

Dit is het gevolg als we ons eigen ding doen. Dan dwalen we. In de wildernis. Met een kapotte GPS en verbrand door de zon. Dat is geen leven.

Je zou zeggen dat als je terugkomt uit een gevaarlijke situatie, zoals wij destijds uit Egypte, je daar niet snel meer naar terug verlangd. Ik ga de volgende keer liever in een luxe resort zitten, net als de rest van de Nederlanders. Of is dat te generaliserend? Sorry. Ik ben het helemaal eens met deze luxepaarden. Egypte is geen fijn land voor werkpaarden. Ik ga niet meer terug als backpacker. Dat is ons niet goed bevallen. Maar de Israëlieten leken dat probleem wel te hebben, want we lezen in de Bijbel dat Mozes de ex-slaven er aan moest herinneren om niet terug te verlangen naar slavernij. Hoe komt dat?

Je verwacht het niet, maar het komt omdat Israël soms last had van geheugenverlies. Wij allemaal. Zonder dat we het door hebben, vergeten we waar we vandaan komen. Daarom krijgen de Israëlieten een gebod: zes dagen werken, één dag vrij. De sabbat is hun geheugensteuntje (Deuteronomium 5v15): Egypte is een plek waar je nooit meer naar terug wilt. In Egypte kun je geen vakantie vieren.
Want in Egypte waren de Israëlieten slaven. Slaven hebben geen sabbat. Slaven zijn nog minder dan mens. Ze zijn producten die je kunt kopen en verkopen. Hun waarde is hoeveel ze produceren. Ze werken elke dag, de hele dag, totdat ze erbij neervallen. Rust is geen optie voor een slaaf.

Rust is een bijproduct van vrijheid.
Geen vrijheid, geen rust.

Farao is onverbiddelijk en meedogenloos. De aardse heerser (Farao regeert namens de zonnegod Ra) is een ware tiran. Harteloos en wreed. Het maakt niet uit hoeveel je presteert, het is nooit genoeg. Je leeft voortdurend onder de druk van de dagelijkse quota — meer, meer, meer!

De hebzucht van Egypte was onverzadigbaar. Er was nooit voldoende brood, voldoende wijn, voldoende koopwaar, er waren nooit voldoende goederen, voldoende bakstenen — het was een cultuur van meer (zelfs de steden die de Israëlieten moesten bouwen, waren extra opslagplekken voor alle Egyptische spullen en rijkdommen). Een maatschappij gebouwd op slavernij.

Om tot deze weelderige, verkwistende, hedonistische levensstijl van Farao te komen, moest je wel over zeer goedkope arbeidskrachten beschikken, slaven dus. Het ironische is dat als economen vandaag de dag een grafiek tekenen van de globale economie, het er exact hetzelfde uitziet als de piramides van Farao. Om als minuscule minderheid te kunnen leven in de Egyptische levensstijl, nee, wacht, ik bedoel westerse levensstijl, moet de grote massa aan de onderkant van de maatschappij werken voor zo goed als niets. Goedkope arbeidskrachten betekent goedkope kleding, goedkoop voedsel, goedkope goederen, goedkope diensten, goedkope benzine, goedkope technologie, en ga zo maar door. 30 procent korting als synoniem voor slavernij.

Denk eens aan de reclameslogan: “Schandalig lage prijzen.” Het is bizar hoe accuraat die uitspraak is. Alles waar we van genieten, kost iets. En als het óns niets kost, dan kost het iemand anders wat.

Farao is vandaag de dag nog springlevend. Je bent slechts zo waardevol als wat je dagelijks produceert. En het zijn niet alleen Farao’s opvattingen die onze wereld teisteren. Zijn economische systeem leeft ook voort. Wij noemen het alleen niet meer Egypte. Wij noemen het “kapitalisme” of “vrije markt” of “consumeren” of “Black Friday” of “voordelige financiering”. En het is overal aanwezig. Je kunt niet meer door de stad rijden of door de supermarkt lopen of je computer openen, zonder dat Egypte je aandacht probeert te krijgen: Krijg meer, bezit meer, heb meer! Wat maakt het uit waar het vandaan komt? Wat maakt het uit wat het iemand anders gekost heeft? Jij werkt toch hard? Je hebt het verdiend. Je hebt nog niet genoeg.

Israël is niet de enige die gevoelig is voor geheugenverlies. Sommigen van ons willen het liefst terug naar Egypte. We missen het. Egypte is misschien vreselijk als je een Israëliet bent (of Nederlander in de Arabische Lente), maar het is er heerlijk als je een Egyptenaar bent.

In ieder van ons schuilt een klein beetje Farao. Ons onverzadigbare verlangen naar meer.

En met dat oneindige verlangen komt rusteloosheid. De gemiddelde werkweek van 1973 tot 1990 steeg van 41 naar 47 uur. Dat is niet per se vreselijk, maar tegelijkertijd daalde de hoeveelheid tijd die besteed werd aan rust met 37 procent!

We moeten opnieuw leren hoe gas terug te nemen, los te laten, pauze te nemen, en op één plek tegelijkertijd te zijn. We zijn vergeten dat we geen robots zijn. We kunnen niet 24/7 werken. In een wereld van werkverslaving en non-stop technologie en Amazon.com-dronebezorging en een oneindige stroom van berichten die je vertellen dat je nooit genoeg hebt, en in een wereld van overdadig afval en lang leve de lol en “de nieuwe American Dream” om de hele dag in Potugal te kunnen golfen of met je luxe jacht voor anker te gaan in de mooie baaien van Monaco — is teruggaan naar het gezond ritme van werken en rusten belangrijker dan ooit tevoren. Zowel te weinig werken als teveel werken berooft ons van ons vermogen om te genieten van God en Zijn wereld. Het maakt ons minder mens.

We moeten onszelf eraan herinneren dat Farao dood is. Er zijn geen slavendrijvers meer. Geen dagelijkse quota. We zijn vrij. We hoeven geen zeven dagen per week te werken. Onze waarde hangt niet af van hoeveel we presteren. We kunnen rust nemen. Op z’n minst één dag in de week.

Het doel van ons werk is niet om geld te verdienen, zodat we meer spullen kunnen kopen; het is om samen te werken met de Schepper God in het ontwikkelen van de aarde, om vervolgens een stap terug te doen en te genieten van onze paradijselijke wereld.


De tekst van dit artikel komt deels uit het boek Paradijs Stad. Het nieuwe boek van John Mark Comer over hoe we onze tijd besteden: Werk, rust en waarom we hier op aarde zijn.

Lees dit boek als je wilt weten hoe je met God samenwerkt aan een paradijs op aarde, of als je elke dag met tegenzin naar je werk gaat, of je gestrest en leeg voelt na een lange werkweek... Dit boek helpt je je roeping en doel te ontdekken en maximaal te leven.